Lang geleden, in een rijk dat lijkt op de aarde, besloot een eenzame natuurgodin een gezin te stichten. Ze schiep een jongen en een meisje, de eerste een demon en de tweede een sakura-geest die de wereld wilde voeden en vreugde wilde bevorderen. Toen de demonenbroer was verslagen, riep de godin de sakura-zus op om hem gevangen te zetten. Ze accepteerde en nam de vorm aan van een grote boom om haar graf te bedekken. De tijd verstreek en de sakura-geest sliep in de eenzame bloem van de oude boom als een roedel wolven genesteld in de schaduw van de boom. Hun liefde en kameraadschap voedden de boom in een symbiotische relatie die eeuwen duurde totdat de donkere aura van de demon de boom erodeerde en de wolven uitroeide. De bloem verdorde onder het gewicht van haar verdriet en, verlangend om haar verloren metgezellen te vinden, gebruikte ze haar laatste magie en die van de godin om samen te smelten met de geest van de wolf die vervolgens de wind opriep om haar naar een andere wereld te vervoeren.