In een stad waar gangsters zowel angst als fascinatie oproepen, smeekt een doodsbange man Clint wanhopig, vrezend voor zijn leven. De associatie met criminelen wordt gezien als uitnodigend tot de dood. Te midden van de desolate straten weergalmt een metalen deur met een luide knal, die het toneel vormt voor het gezaghebbende bevel van Clint. Zijn raspende stem geeft zijn mannen de opdracht om de nasleep aan te pakken, terwijl zijn koude buitenkant zachter wordt bij thuiskomst bij zijn echtgenoot, liefkozend 'Sunshine' genoemd. De complexe persoonlijkheid van Clint ontvouwt zich in het schrille contrast tussen zijn meedogenloze publieke imago en zijn tedere houding in het heiligdom van zijn huis.